Partijdig en objectief in een onderzoek, kan dat samen?

In een artikel in het themanummer van het tijdschrift Sanctierecht en Onderneming  https://denhollander.info/SanctierechtOnderneming ga ik in op de vraag of je als partijdig fraudeonderzoeker objectief kunt zijn in je onderzoek. Dit naar aanleiding van de terugkerende discussie over de mate waarin advocaten betrouwbaar werk leveren indien ze bij hun cliënt zogenaamd zelfonderzoek uitvoeren. Met andere woorden: kun je als onderzoeker partijdig zijn en tegelijk objectief?

Voor advocaten komt het belang van cliënt op de eerste plaats. Die partijdigheid is als kernwaarde opgenomen in de regelgeving van advocaten. Bij een zogenaamd zelfonderzoek zal een advocaat dus in de eerste plaats het belang van zijn cliënt behartigen. Accountants bevinden zich, als zij een bijzonder belang vertegenwoordigen en dus optreden voor een partij, in een soortgelijke situatie als een advocaat. Belangrijk verschil is echter dat een accountant zich dient te houden aan de fundamentele beginselen van de Verordening gedrags- en beroepsregels (VGBA) waarin partijdigheid niet is opgenomen. Daarin is wel het beginsel opgenomen dat je als accountant objectief moet zijn. Die objectiviteit staat soms op gespannen voet met het dienen van een bijzonder (partij)belang.

Hoe hier in de praktijk door accountants mee om wordt gegaan kan afgeleid worden uit handreikingen 1112 en 1127 die gaan over respectievelijk persoonsgericht onderzoek en het ondersteunen bij (potentiële) geschillen, alsmede de tuchtrechtjurisprudentie van accountants. In het volledige artikel vindt u een beknopte uiteenzetting van de handreikingen en een aantal relevante tuchtrechtuitspraken.

Om voldoende objectiviteit in een onderzoek dat door een advocaat wordt uitgevoerd te borgen is een andere invulling van het begrip ‘partijdigheid’ noodzakelijk. Daarnaast zouden de praktijkhandreikingen en -lessen uit het tuchtrecht van accountants kunnen bijdragen aan het opstellen van één richtlijn voor alle onderzoekers. Eén richtlijn voor alle onderzoekers creëert een level playing field en voorkomt dat een rechter zich steeds moet afvragen of het rapport van de ene onderzoeker betrouwbaarder is dan het rapport van de andere onderzoeker.